Charlotte Brand (PvdA Nijmegen): “Informatie is de zuurstof van de democratie”
NIJMEGEN – PvdA-fractievoorzitter in Nijmegen Charlotte Brand (42) is kritisch over de informatievoorziening aan de Nijmeegse gemeenteraad. Volgens haar moet het beter en tijdiger. “Het college kan ook niet meer op het laatste moment met stukken komen”, aldus Brand in De Tegenmacht Podcast in gesprek met Marc van der Woude en Raymond Janssen.
Hoe kijkt u naar het verschijnsel ‘tegenmacht’?
Als je het hebt over macht en tegenmacht, verwacht je een bepaalde mate van balans, want anders werkt het systeem niet. Er is een aantal kaders of uitgangspunten nodig om die balans te kunnen creëren, om echt een gelijk speelveld te creëren. Wat mij betreft gaat het in eerste instantie over goede informatievoorziening. Informatie is de zuurstof van de democratie. Dat zeg ik vaak en dat blijf ik ook zeggen, omdat ik ervan overtuigd ben dat dat zo is. Dat is het allerbelangrijkste om die macht en tegenmacht te kunnen creëren.”
Hoe is het in Nijmegen gesteld met die tegenmacht?
“In een ideale wereld is die balans er. Maar als ik kijk naar de praktijk, dan is die er niet altijd. De burgemeester en wethouders hebben een voltijdse baan, terwijl het raadslidmaatschap een nevenfunctie is. Ze hebben daarnaast vaak nog een andere baan of verplichtingen. Dat maakt dat je eigenlijk geen gelijke startpositie hebt. Een college kan beschikken over een heel ambtenarenapparaat. Natuurlijk hebben raadsleden, zeker in Nijmegen, een heel goede griffie die ons ondersteunt, maar dat speelveld is dus niet helemaal gelijk. De tijdsinvestering is ook niet gelijk. Tegelijkertijd is de raad het hoogste orgaan in onze gemeente. Dus dat is soms wel ingewikkeld. En de informatievoorziening: die moet echt op orde zijn. Want anders gaat het niet goed. Daar maak ik me ontzettend zorgen over.”
Dus u zegt dat het systeem in de basis niet deugt?
“Nee, ik zeg niet dat het systeem niet deugt. Ik zeg dat het ingewikkeld is en dat die balans er niet altijd is. Dat maakt het soms ingewikkeld. Enkele grote steden hebben de minister van Binnenlandse Zaken gevraagd te onderzoeken of raadsleden niet beter ondersteund moeten worden en meer tijd moeten krijgen voor hun belangrijke werk. Ik ben heel benieuwd hoe de minister daar naar kijkt.”
Moeten raadsleden geen deelnemer aan de stad zijn?
“Zeker. Het raadslidmaatschap betekent dat je veel meer moet doen dan alleen stukken lezen. Je moet juist in de haarvaten van de samenleving zitten, naar buiten gaan, met mensen praten en op werkbezoek gaan. Daarnaast heb je ook nog iets binnen je partij te doen. Dus het zijn allerlei ballen die je in de lucht moet houden als raadslid. En het is aan een raadslid zelf om te kijken waar de nadruk ligt. Maar uiteindelijk gaat het erom de stad mooier en eerlijker te maken. En dat vraagt tijd. En los daarvan, als je wilt dat je ideeën ook daadwerkelijk doorgevoerd worden, dan vraagt dat ook onderhandelen met alle partijen in de gemeenteraad. Want dan kun je verschil maken.”
Uit een recent onderzoek van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden bleek dat 40 procent van de raadsleden hun eigen stukken niet begrijpt.
“Ja, dat is een trieste constatering, lijkt mij. Maar als je kijkt naar het niveau waarop die stukken geschreven zijn, dan kan dat wel eens makkelijker. En als raadsleden daar al over klagen, kun je nagaan wat de stad daarvan vindt. Ik geef het je te doen om al die stukken te lezen. Natuurlijk raak je daar steeds wat bedrevener in naarmate je langer in de raad zit, maar hoe duidelijker die stukken zijn opgeschreven, hoe minder vragen er komen aan de voorkant en hoe makkelijker je het debat kunt voeren. Daar ben ik van overtuigd."
U zei het eerder al: raadsleden zijn parttimers.
“Als wij vinden dat de gemeenteraad echt een lekenbestuur is, dan vraagt dat ook ondersteuning. In Nijmegen hebben we de afgelopen jaren de mogelijkheid gecreëerd om ook beleidsondersteuning te krijgen bij fracties. Dat is een beperkt aantal uren, maar het doet wel iets positiefs. Fracties kunnen ervoor kiezen om een beleidsmedewerker aan te stellen om zaken nader uit te zoeken. Dat is heel plezierig, maar is dat genoeg? Als je ziet hoeveel stukken elk raadslid krijgt en hoe moeilijk die opgeschreven zijn, dan is daar nog wel winst te behalen. Dat begint bij duidelijke communicatie en goed geschreven stukken. Dat vraagt ook om snelle antwoorden op technische vragen die raadsleden stellen. Mijn ervaring is dat het nu wel echt lang duurt. En dat vind ik wel heel jammer. Want als een raadslid goed beslagen ten ijs komt, kun je goed over de inhoud spreken zonder allemaal technische vragen te stellen aan een wethouder of de burgemeester. Dat is zonde van de tijd. Aan de voorkant moet dat helder zijn. Dat zou al heel erg helpen.”
Is dat tijdens de raadsvergadering ook nog ruimte voor?
“Het kan voorkomen dat je een stuk leest en daar nog verder over wilt doorvragen. Die mogelijkheid moet er altijd zijn. Een raadslid heeft wettelijk recht op informatie. Ik snap dat dat misschien niet altijd plezierig is voor de ambtelijke organisatie, maar je kunt daar afspraken over maken. Dat geldt dan ook twee kanten op. Het college kan ook niet meer op het laatste moment met stukken komen. Die wederkerigheid zou ik dan ook willen. Die gesprekken voeren we ook in Nijmegen."
Onlangs kwam er bijvoorbeeld een uur voor de raadsvergadering nog 100 pagina's aan stukken binnen. Wat moet je dan doen?
“Wat ik in dat bewuste geval heb gedaan, is voorstellen het debat te verdagen. We kunnen niet verwachten van raadsleden dat ze een uur voor de vergadering nog 100 pagina's lezen! Dat kan gewoon niet. Dat heeft de meerderheid van de partijen ook gezegd: ‘we gaan dit nu niet bespreken’. Dan komt het later op de agenda. Als raad moet je elkaar daarin steunen, los van wat je van een bepaald dossier vindt. Als informatie zo laat komt, kunnen we niet het debat voeren. Dat is niet fair naar het onderwerp en ook niet naar de stad. Want dan beschik je niet over voldoende informatie om tot een goed besluit te komen.”
Wat is dan de reden dat die stukken zo laat komen?
“Ik wil niet zeggen dat het onwil is. Dat geloof ik niet. Of het strategisch is, vind ik een beetje gissen. Ik vind gewoon dat het niet kan. We moeten daar heldere afspraken over maken en als raad gezamenlijk optrekken. Als informatie zo laat komt, moeten we dat uitstellen, ongeacht of dat leuk is of niet. Je ziet het overigens niet alleen bij gemeenten, maar ook bij andere overheden en instellingen. De afgelopen jaren is er vooral bezuinigd op informatievoorziening, op het goed archiveren van stukken en het toegankelijk maken van informatie. Dat klinkt misschien saai en onbelangrijk, maar dat vraagt een goede structuur. Je moet nu al nadenken over hoe je informatie toegankelijk maakt voor de toekomst. Dat doen we te weinig. Bijvoorbeeld, afgelopen tijd is er veel gesproken over de beschikbaarheid van informatie voor raadsleden. Kies je als gemeente ervoor om hierin te investeren? Dat vraagt een investering en een cultuurverandering. Dat is eerder gesignaleerd in Nijmegen. We hebben laatst een bijeenkomst gehad met een regeringsfunctionaris over informatievoorziening, die het belang daarvan benadrukte. Maar het vraagt wel investeringen en duidelijke keuzes.”
Wat is daarin de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad?
“De raad moet toezicht houden en het college controleren. Daarbij hoort ook dat je kritisch bent op informatievoorziening en het proces. We moeten daarover in gesprek blijven en afspraken maken over hoe we het verbeteren. Het college moet daarin meewerken. Duidelijkheid en een goede timing zijn essentieel. Dat kan soms betekenen dat je moet durven zeggen dat iets niet behandeld kan worden door een gebrek aan informatie. Daar hebben we allemaal een verantwoordelijkheid in, zowel het college als de raad. In Nijmegen proberen we constant in gesprek te blijven over hoe we die informatievoorziening kunnen verbeteren, en dat is een proces dat tijd kost en continue aandacht vraagt.”
Delen van dit gesprek met Charlotte Brand zijn ook terug te horen in aflevering 2 van De Tegenmacht Podcast, een samenwerking tussen De Edese Vos en Ien, de podcast.
foto: David van Haren